Loading...
 

Johannes 12, 24-26

Johannes 12, 24-26: Eeuwig leven

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1699)

Luister heel goed naar mijn woorden: Een graankorrel die in de aarde gezaaid wordt, moet sterven. Zolang hij niet sterft, gebeurt er niets. Maar als hij sterft, levert hij veel nieuwe korrels op. Bedenk daarom: Als je je leven het allerbelangrijkste vindt, dan zul je het voor altijd verliezen. Maar als je bereid bent om je leven op aarde op te geven, dan zul je het eeuwige leven krijgen.
Als je mij wilt dienen, volg mij dan. Mijn dienaren zullen zijn waar ik ben. Als je mij dient, zul je eer krijgen van de Vader.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Echt waar, echt waar, Ik verzeker jullie:
Eén graankorrel blijft één graankorrel als hij niet in de aarde sterft.
Maar als hij sterft, brengt hij veel vruchten voort.

Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het.
Maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld,
zal het behouden en eeuwig leven.

Wie Mij wil dienen, moet Me volgen:
waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
Als iemand Mij dient, zal mijn Vader hem waarderen.



Stilstaan bij...

Voorwaar, voorwaar / Echt waar, echt waar
In het Hebreeuws is dat 'amen, amen'. Hiermee wilde Jezus benadrukken dat het echt waar is wat Hij zegt.

Dienen
Een leerling was vaak ook de dienaar van zijn leraar.

Vader
Typische manier waarmee Jezus God aanspreekt. Door God zijn vader te noemen, wordt duidelijk dat Hij de zoon van God is. Wanneer zijn volgelingen God als Vader mogen noemen, zijn ze dus ook zonen of dochters, kinderen van God. Een verwantschap die een hele taak met zich meedraagt.





Bij de tekst ...

Nieuw leven!

Het geheim van het zaad is het levensverhaal van de echte mens: wie alleen van zichzelf houdt, is niet veel waard. Men is pas echt mens als men ook echt van de ander houdt.

Jezus maakt duidelijk dat Hij moet sterven. Wie Hem wil volgen zal ook die weg moeten gaan. Maar zoals een graankorrel maar voedsel kan voortbrengen als hij ‘sterft’ in de grond, zo zal ook met Hem en zijn leerlingen gebeuren. Anders kan Hij geen nieuw leven voortbrengen. (Opmerking: biologisch sterft een graankorrel niet! Wat hier telt is het beeld: in de grond stoppen = begraven)





Suggesties

Kleine kinderen

VERTELLEN

De tuin

(Naar A. LOBEL, Kikker en Pad zijn altijd samen, Uitgeverij Ploegsma Amsterdam)

Pad komt voorbij.
Hij ziet Kikker hard in zijn tuin werken.
Pad wil ook wel zo’n mooie tuin.
Kikker geeft hem wat zaadjes.
- Stop ze maar in de grond, zegt Kikker,
dan krijg je ook snel een tuin.
Pad holt naar huis en stopt de zaadjes in de grond.
Maar de zaadjes groeien niet.
Pad loopt heen en weer.
- Zaadjes, ga maar groeien! roept hij hard.
Kikker hoort dat.
- Pad je moet de zaadjes een paar dagen met rust laten.
De zon moet erop schijnen en daarna moet het regenen.
Dan pas gaan de zaadjes groeien.

’s Avonds kijkt Pad uit zijn raam.
Hij ziet nog niets.
Hij gaat met kaarsen aan in de tuin zitten
en leest zijn zaadjes een lang verhaal voor.
De volgende dag zingt hij liedjes.
De dag daarna maakt Pad muziek voor zijn zaadjes.
Maar er gebeurt niets.
Pad is zó moe geworden dat hij in slaap valt.

- Pad! Pad! word wakker, roept Kikker.
Kijk eens naar je tuin!
Pad ziet dat er allemaal kleine plantjes uit de grond zijn gekomen.
- Nu krijg jij ook een mooie tuin, zegt Kikker.
- Je hebt gelijk Kikker, zegt Pad, je moet er hard voor werken.





Grote kinderen

VERDIEPEN

Vrucht dragen

Maak gebruik van dit werkblad om met kinderen te ontdekken wat Jezus met die ‘vruchten’ bedoelt en om na te gaan hoe ze zelf ‘vruchten’ kunnen zijn’.



Hoe ga jij vrucht dragen?

(G. ROUSSEAU in Simon 2006 nr 6, p. 11)

Zoals graan in de aarde sterft en vrucht voortbrengt, zo gaf Jezus zijn leven voor ons. Hij kon ons geen mooier bewijs geven van Gods liefde.
Jezus vraagt ons ook om ‘vrucht’ te dragen. We kunnen anderen gelukkig maken en zo op onze manier rijke vruchten dragen.
Door een beetje tijd geven aan papa om hem te helpen bij het afwassen.
Door een beetje vriendschap geven aan klasgenootjes die je niet zo leuk vindt...
...
En jij?
- Hoe ga jij vrucht dragen?
- Wat kun jij geven aan de mensen om je heen?





VERTELLEN

Het kleine bange zaadje

In een papieren zak, zaten eens veel bloemenzaadjes bijeen.
De lente kwam en de zak werd hevig dooreen geschud.
- Wat gebeurt er? vroeg een klein zaadje.
- De tuinman haalt ons hieruit,
en zal ons in de grond stoppen,
antwoordde een ander zaadje.
Als je het daar goed doet,
zwel je tot je openbarst.
- Vreselijk! Dan ga ik sterven, riep het kleine bange zaadje.
- Ja, maar, zei het andere zaadje,
als je je levenskracht doorgeeft, zul je groeien en...

Plotseling lagen ze in de hand van de tuinman,
die ze zaaide.
Het zaadje kwam in de donkere aarde terecht.
Het water drong overal door.
En toen het zaadje tweemaal zo dik geworden was,
groeiden er een stengeltje en een worteltje uit.

En op een morgen...
groeide uit het kleine bange zaadje
een mooie jonge plant.



De boer en de bamboe

C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 151.

In de tuin van een boer
stond een grote bamboe.
De boer hield ervan
en verzorgde hem goed.

Op een dag kwam de boer bij de bamboe en zei:
‘Lieve bamboe, het spijt me,
maar ik moet enkele van je bladeren afsnijden.
Ik heb ze nodig als borden voor mijn gasten.’
‘Dat kun je niet doen,’ riep de bamboe,
ik ben zo fier op mijn bladeren.’
‘Toch moet het,’ zei de boer,
ik heb je bladeren nodig voor mijn gasten.’
De boer sprak nog een hele tijd tegen de bamboe,
en sneed toen zijn bladeren af.

Wat later ging de boer terug naar zijn bamboe en zei:
‘Lieve bamboe, het spijt me,
maar ik moet je omkappen.’
‘O nee,’ huilde de bamboe,
‘dat kun je toch niet doen!
We zijn toch altijd goede vrienden geweest.’
De boer sprak nog een hele tijd tegen de bamboe,
Met gebroken hart liet de bamboe zich omkappen.

Met krachtige slagen hakte de boer de bamboeplant om,
bond de stammen aan elkaar
en maakte er een lange waterleiding van,
van de bergstroom tot het dorp,
zodat iedereen daar te drinken had.

(Naar een verhaal uit Afrika)



De mier en de graankorrel

C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 107.

Er was eens een graankorrel,
die na de oogst op het veld was blijven liggen.
Een mier kwam voorbij,
zag de korrel,
bond die op haar rug
en begon moeizaam de weg naar haar nest.

‘Waarom sjouw je zo?
Waarom leg je me niet neer?’
vroeg de graankorrel.
De mier hijgde:
‘Als ik je neerleg,
heb ik deze winter geen eten.’

‘Maar ik ben niet gemaakt
om zomaar opgegeten te worden,’
zei de graankorrel,
‘Ik ben een zaadje, vol leven.
Ik wil uitgroeien tot een plant!
Mag ik je een voorstel doen?
Als je me hier laat liggen,
in plaats van me mee te slepen naar je nest,
zal ik je honderd graankorrels geven.’

‘Honderd korrels in ruil voor één enkele?
Dat is de moeite!
Hoe gebeurt zo’n wonder?’ vroeg de mier.
‘Maak een kuiltje in de grond,
begraaf me erin,
en kom over een jaar terug,’
zei de graankorrel.

Na een jaar keerde de mier terug.
De graankorrel had woord gehouden.

(Een verhaal van Leonardo da Vinci)




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 28 maart 2018, p. 1)

Wie dicht bij de natuur staat
kan er zich blijven over verwonderen
hoe planten groeien
uit één klein zaadje.

Dat zaadje brengt na een tijd een plant voort
die op haar beurt zorgt voor nieuwe zaadjes.
Maar eer het zover is,
moet een zaadje in de grond gestopt worden.

Het is het grote verhaal van:
doen wat je te doen hebt
en dan alles loslaten:
laten komen wat komt.

Jezus gebruikte dit proces
als beeld voor wat verrijzenis betekent:
Iemand sterft en wordt begraven
– zoals een zaadje in de grond wordt gestopt.

Maar zoals een zaadje zich na een tijd
ontplooit tot een plant
die zelf leven kan doorgeven
verrijzen mensen, leven ze over de dood heen.

Is daarmee alles gezegd over verrijzenis?
Helemaal niet!
Leven na dit leven is één ding,
voluit leven in dit leven is een opdracht.

Christenen willen alles in het werk stellen
om ‘verrijzenis’ nu al te realiseren
in de vele situaties van ‘dood’
die ze op hun levensweg tegenkomen.



Jessica en haar pop

(bewerking van een verhaal van Anneke van Wijngaarden - klapnet)

Jessica woont in Brazilië. Ze heeft een pop waar ze dol op is.
Die pop is gemaakt van een maïskolf.
Haar jurkje is van maïsblad.
De hele dag door speelt Jessica met haar pop.
Ze wast haar, doet het jurkje aan en uit, wiegt haar in de hangmat
en neemt haar overal mee naar toe.
- Jessica, kom helpen opruimen, roept moeder.
Maar Jessica hoort niets. Ze is druk in de weer met haar pop.
- Je komt nooit als ik je roep, roept moeder boos,
als je niet wilt luisteren, neem ik je pop weg.
Jessica schrikt. Moeder mag haar pop niet wegnemen.
Jessica holt naar de rivier waar ze zich elke morgen wast.
Ze houdt haar pop stevig in haar armen.
- Waar zal ik je verstoppen?
Dan ziet ze een schildpad.
Die graaft altijd een gat in het zand om haar eieren in te leggen.
- Ik zal dat ook zo doen, denkt Jessica en ze begint te graven.
Ze legt haar pop in het holletje en doet er zand over heen.
Ze zet een takje in de grond.
- Let jij op mijn pop? vraagt Jessica aan de schildpad.

Niet lang daarna begint de regentijd.
Heel die tijd kan Jessica niet naar haar pop.
Als het eindelijk droog wordt,
gaat ze bij de rivier kijken naar haar pop.
Maar de rivier is door de vele regen buiten haar oevers getreden.
De plek waar ze haar pop heeft verstopt, vindt ze niet meer terug.
Jessica is ontroostbaar. Haar pop is voorgoed verdwenen.

Het wordt zomer. Wanneer Jessica bij de rivier komt,
ziet ze op de plek waar ze dacht dat ze haar pop had begraven,
heel wat maïsplanten staan. Ze wiegen in de wind.
Wat later zitten er grote gele maïskolven in.
Jessica plukt er één en maakt er een pop van.
Van de bladeren maakt ze een jurkje.
- Jij bent mijn nieuwe pop, fluistert ze.
Van de andere maïskolven bakt ze samen met haar moeder lekkere maïskoekjes.





DOEN

Zaadjes worden plantjes

Zorg voor een bloempot of een bakje met aarde.
Doe een deel tuinkerszaad in de grond. Bewaar het andere deel.
Over een week is te zien hoe de zaadjes zich ontkiemd hebben.





Jongeren

MEDITEREN

Winnen door te verliezen

(Agnes Lameire)

We klampen ons vast aan leven en welzijn,
aan have en goed,
aan alles wat we veroverd hebben.

Maar toch ondervinden we af en toe
dat vooral geven gelukkig maakt.
Gratuit iets doen voor een ander,
ongevraagd bijspringen,
tijd maken om iemands verdriet te beluisteren...
het zijn die dingen die het verschil maken.

Met open handen in het leven staan
geeft diepe vreugde.
Toch zijn we geneigd
die handen krampachtig gesloten te houden.





Overweging

Marga Haas

De graankorrel

Zaad is bedoeld om in de aarde te vallen en te ontkiemen. De combinatie van zaad, aarde, een beetje lucht en een beetje vocht zet een proces in gang, dat je gerust een wonder mag noemen. In dat zaad komt iets tot ontwikkeling. Er ontstaat iets nieuws, dat toch in potentie al aanwezig was in dat zaad. En dat nieuwe gaat groeien en groeien en wordt zo groot, dat dat ene zaad het niet meer kan bevatten. De buitenkant van dat zaad barst open en het kiempje worstelt zich naar buiten. Naar boven. Naar het licht. Wij zien daar allemaal niets van en we moeten dat proces ook vooral niet verstoren. Op een gegeven moment komt er iets boven de aarde. Dan weten we dat het zaad nog genoeg kiemkracht bezat. Dat kiempje, dat zijn koppie boven de grond uitsteekt, groeit uit tot een volwassen plant, die bloeit en zelf weer zaad vormt. Zaad, dat opgegeten wordt door vogels of geoogst door een mens, die het het volgend jaar weer uitstrooit over de aarde, opdat dit wonder zich weer kan voltrekken. En dat zat allemaal in dat éne zaadje!

Het is een opbrengst van jewelste als je er goed over nadenkt. Maar het kost het zaad zijn leven, zijn bestaan. Het zaad – zodra het in de aarde valt, is zijn vonnis getekend. Dat gaat hem zijn leven kosten. Maar het zaad – gebruik even je verbeeldingskracht – het zaad haalt daar zijn schouders over op. Het zaad weet dat het zijn bestemming is om zichzelf te geven.

Dat zaad, het is de mens. Dat zaad, dat ben ik. Ik besta uit een potentiële kiem, die omvat wordt en beschermd door een harde schil. (…) Die kiem in mij, die kan, als de omstandigheden ernaar zijn, tot ontwikkeling komen. En die kiem wíl niet anders dan groeien, groeien en zich helemaal ontwikkelen en uitgroeien en volgroeien en bloeien en vrucht dragen. Maar als mijn harde buitenkant niet bereid is zichzelf te geven, zichzelf op te geven, dan kan die kiem niet uitgroeien. Die heeft ruimte nodig.

Het zaad wéét dat het bestemd is om te sterven. Om zichzelf te geven opdat er iets nieuws uit hem kan voortkomen. Het zaad weet: het gaat er niet om dat mijn buitenkant behouden blijft. Het gaat erom dat dat wat er ín dat zaad zit, wat er ín mij zit, tot ontwikkeling komt. Groeit. Tot volwassenheid komt. En ja, dat kost me inderdaad mijn buitenkant.